TWEE GENERATIES
Ambulanceverpleegkundigen
‘MOOI ALS WE MENSEN ERDOORHEEN KUNNEN SLEPEN’
Tekst Bas Popkema Fotografie Jeroen Dietz

TIM: ‘IN DIT WERK WEET JE NOOIT WAT JE TEGENKOMT’
Hun vaste plek is naast de ambulancechauffeur. Bij nacht en ontij staan ze paraat om eerste hulp te bieden. Ambulanceprofessionals Carla Severein (57) en Tim Schurink (28) werken voor de RAVU – de organisatie voor ambulancezorg in de provincie Utrecht. Hoe veranderde hun vak in de afgelopen decennia?
Zware ongevallen, ernstige ziekte, onheilspellende situaties: de meeste mensen blijven er het liefst ver vandaan. Carla en Tim gaan er juist op af om te helpen. Ze vinden het heerlijk als de druk oploopt en de nood hoog is. ‘In dit werk weet je nooit wat je tegenkomt, dat maakt het zo boeiend’, zegt Tim. ‘Je komt bij mensen op hun dieptepunten en jij probeert ze erdoorheen te trekken. Als het lukt, is dat geweldig.’
Stressbestendigheid, empathie, ervaring én een speurneus heb je nodig. Carla: ‘Je bent een soort Miss Marple. Vaak moet je ter plekke uitvinden wat er aan de hand is. Door de jaren heen leer je zien, ruiken, horen en voelen wat er kan spelen: van verkeerd medicijngebruik tot drugs, noem maar op.’
Heilige graal
Carla belandde begin jaren negentig op de ‘ambu’. Ze had er toen al een loopbaan in het ziekenhuis op zitten. ‘In die tijd was de ambulance een soort heilige graal: je kwam daar pas als je heel veel ervaring had. Ik heb eerst een inserviceopleiding verpleegkunde gedaan en heb daarna jaren op de spoedeisende hulp gewerkt. Rond mijn dertigste zette ik de stap naar de ambulance. Dat was meteen raak.’
De route van Tim was heel anders. Via de bachelor Medische Hulpverlening werd hij direct opgeleid voor de acute zorg. Na twee jaar dienst op de spoedeisende hulp in het ziekenhuis maakte Tim de overstap naar de ambulance. ‘In mijn opleiding kreeg ik heel veel kennis mee, zodat ik goed weet wat er kan spelen. Maar ik mis natuurlijk wel de jarenlange ervaring die Carla heeft opgedaan. Beide routes hebben hun voordelen.’ Ook een generatieverschil: Carla is formeel ambulanceverpleegkundige, Tim draagt met zijn achtergrond de titel medisch hulpverlener – ook al doen ze hetzelfde werk.
‘Auto 20, wat is je positie?’
Tim heeft het knap luxe met de grote ambulances van nu, want drie decennia geleden waren ze een stuk kleiner. Carla: ‘Achterin was het écht krap en je kon dus minder meenemen. Tegenwoordig hebben we veel meer medicijnen en apparaten – bijvoorbeeld een elektrische brandcard, een verademing voor je rug. Je hebt nu ook navigatie en ze zien in de meldkamer op een scherm waar je bent. Vroeger zat ik vaak met een grote kaart naast de chauffeur te speuren: hoe konden we zo snel mogelijk naar het adres rijden? En de meldkamer riep regelmatig via de mobilofoon: “Auto 20, wat is je positie?”, zodat ze wisten waar je uithing.’
Door de nieuwe technieken kun je veel meer specialistische zorg bieden dan vroeger, zegt Tim. ‘Digitaal kun je nu ook razendsnel allerlei informatie opzoeken. En via je mobiel heb je meteen een specialist aan de lijn om ter plekke te overleggen over een patiënt.’
Minder zelfredzaam
De veranderde tijden maken ook dat de hulpvragen anders zijn. 112 werd vroeger meestal pas gebeld als het écht levensbedreigend was. Tim: ‘Tegenwoordig bellen mensen sneller. Soms krijgen we een oproep omdat er bij een groep studenten iemand laveloos op de bank ligt – terwijl zo’n persoon gewoon even door iemand naar z’n bed gebracht moet worden. De zelfredzaamheid is veel minder geworden.’
Tegelijkertijd krijgen de ambulanceprofessionals ook met veel complexere zorg te maken. Carla: ‘Mensen worden ouder en kunnen langer doorbehandeld worden. Intussen wonen ze met al hun complexe problemen veel langer thuis dan vroeger. We zien achter de voordeur heel ingewikkelde situaties, met mensen die erg kwetsbaar zijn. Vaker dan vroeger behandelen we deze mensen ter plaatse, want naar het ziekenhuis gaan is niet altijd de oplossing.’
Bedreiging
Een ander thema van deze tijd: de berichten over geweld tegen hulpverleners. Ook Carla en Tim maken soms bedreigende situaties mee. Maar zonder het te willen bagatelliseren zegt Tim: ‘Het is maar een klein stukje van ons vak. In bijna alle gevallen zijn we gewoon welkom. En die dreigende situaties hebben vaak te maken met alcohol of drugs, en met groepsvorming, bijvoorbeeld rond Oud en Nieuw.’ Volgens Carla speelt de toegenomen individualisering ook een grote rol. ‘Dat heeft mooie kanten, maar ook lastige. Mensen zijn bijvoorbeeld veeleisender dan vroeger: ík heb een probleem en jíj gaat het oplossen.’
Uiteindelijk staat of valt het met de manier waarop je reageert. Daarin zijn deze twee een kei. Tim: ‘We zijn getraind om bij mensen de paniek of angst eruit te halen, maar ook om te de-escaleren.’ Dansen noemt Carla dat: ‘Telkens weer is het de kunst om snel het ijs te breken en te zorgen dat iemand je vertelt wat er aan de hand is.’
Machosfeer
In dit werk heb je vaak met emotionele situaties te maken. Hoe ga je daarmee om? ‘Ik doe dit nu 30 jaar, maar dat wil niet zeggen dat het me niet meer raakt’, zegt Carla. ‘Ik denk vaak: ik ben toch blij dat ik aan de ándere kant van het verdriet of de infuusnaald sta. Die gevoeligheid moet je houden. Enerzijds moet je niet te veel binnenlaten, anderzijds moet je empathisch blijven.’
Het helpt enorm dat er tegenwoordig ruimte is voor een open gesprek onder elkaar. Toen Carla startte, hing er nog een machosfeer in de koffiekamer en werden er stoere verhalen verteld: ‘Godzijdank heeft de emotionele kant meer ruimte gekregen.’ Er is ook begeleiding van het bedrijfsopvangteam of een psycholoog. Want uiteindelijk zie je natuurlijk gewoon veel ellende. Tim: ‘Als ik weet dat ik alles heb gedaan wat ik kon doen, kan ik een casus meestal wel goed afsluiten. Maar dan nog kun je er weleens wakker van liggen.’
Uitdaging
Heftig dus, maar vooral dynamisch, uitdagend en altijd anders. Juist die mix maakt dat Carla en Tim dit gerust het mooiste vak durven te noemen dat je kunt hebben. Als ze het fysiek kan, wil Carla dit graag tot haar pensioen doen. Ook Tim ziet zichzelf voorlopig niet switchen, maar hij houdt z’n ogen wel open: ‘Vroeger was de ambulance de laatste stap, tegenwoordig kun je ook doorstromen naar mooie nieuwe functies binnen de acute zorg. Dat trekt me wel, ik wil de uitdaging blijven zoeken.’

CARLA: ‘IK DENK VAAK: IK BEN TOCH BLIJ DAT IK AAN DE ÁNDERE KANT VAN HET VERDRIET STA’
EN NOG DIT…
Jullie hebben heel wisselende diensten, wat is je favoriet?
Tim: ‘De dienst van vijf uur ’s middags tot twee uur ’s nachts: je pakt een stukje middag, avond en nacht mee. Die hebben allemaal hun eigen charme.’
Carla: ‘In de nacht kom je minder ‘doorsneemensen’ tegen, dat maakt het extra afwisselend.’
Welke zaken blijven je het meest bij?
Tim: ‘De noodsituaties met ernstig zieke kinderen. Je voelt: dit hóórt gewoon niet. En je hebt de emoties van de ouders erbij. Ook qua hulpverlening is het extra spannend. Het lichaam van kinderen werkt echt anders dan dat van volwassenen. Je moet twee keer zo hard nadenken wat je moet doen.’
Is er ruimte voor humor in dit vak?
Carla: ‘Ja joh, je maakt zúlke grappige dingen mee. Bij een bevalling riep een man eens: help, mijn vrouw heeft acht meter ontsluiting! En een leuke dronk kan hilarisch zijn. Als medewerkers onderling hebben we ook een eigen morbide humor. Onbegrijpelijk voor anderen, maar wij kunnen er heel hard om lachen.’
